7 maart 2023

Twee glazen van dezelfde bril: Gerwin Beukhof over de circulaire verbouwing bij Nationale Nederlanden

Auteur: Marieke van den Heuvel (STUDIO MANN)

De verbouwingen van Haagse Poort en Delftse poort – twee kantoren van Nationale Nederlanden – zijn geïnitieerd om een nieuwe manier van werken te faciliteren. De doelstellingen waren ambitieus: 100 procent circulair werken, 0 procent afval, een zo laag mogelijke milieukostenindicator (MKI) en WELL-certificering.

Gerwin Beukhof, adviseur duurzaamheid, vertelt over het berekenen van de milieu-impact binnen dit project.

Circulaire verbouwing NN Workspace 2020

MEER WETEN?
Neem contact op met een van onze adviseurs.

Wat is jouw rol geweest in het proces?

“Binnen LBP|SIGHT is circulariteit een van mijn specialiteiten. Ik houd me daarbij vooral bezig met milieu-impact metingen en levenscyclusanalyses (LCA’s). Samen met mijn collega Jeannette Levels-Vermeer heb ik een plan geschreven, dat de circulariteit in het bouwproces van Nationale-Nederlanden handen en voeten moet geven. We hebben doelstellingen bepaald en bedacht hoe je die kan meten en boekhouden. Daarop gebaseerd hebben we tussentijdse berekeningen gemaakt, adviezen gegeven over materiaaleigenschappen en de totale milieu-impact van het project berekend.”

Hoe zijn jullie begonnen?

“Er bestond al een materialenscan van beide locaties, die hebben we als basis gebruikt en verder uitgewerkt. We hebben het gebouw onderverdeeld in percelen, zoals: installaties, vloeren, tussenwanden, los meubilair, en we hebben geïnventariseerd wat daarvan in de voormalige gebouwinrichting aanwezig was. Zo kregen we een beeld van de kwantiteit en kwaliteit van de beschikbare materialen. Vervolgens konden we een inschatting maken van de milieu-impact bij het vervangen door nieuw materiaal. Aan de hand van die inschatting konden we aangeven op welke materialen het team moest focussen voor de grootste besparing.”

Wat vind je van het eindresultaat van 70% reductie van de Milieukosten indicator (MKI) en 89% circulariteit?

“Ik denk dat 70% score op milieu-impact een enorme prestatie is en een direct gevolg van de enorme materiaalbesparing. Nationale-Nederlanden begon met een doelstelling van 100% circulariteit en 0% afval. Dat vonden we een fantastisch uitgangspunt, maar we hebben meteen tegenvragen gesteld. Hoe ging dat eruitzien? Bij nul afval kan iedereen zich het beeld vormen van een volledig lege afvalcontainer, maar wat zijn de spelregels om 100% circulariteit te bereiken? Mogen er dan ook geen nieuwe materialen worden ingekocht? Wij stelden voor om mede te sturen op milieu-impact, omdat het reduceren van de voetafdruk het onderliggend doel van de circulaire economie is.”

Circulaire verbouwing NN Workspace 2020

Wil je uitleggen waar de beide scores op zijn gebaseerd, te beginnen met circulariteit?

“Voor de circulariteit index hebben we een massabalans gemaakt van de materiaalstromen en daar hebben we uit geconcludeerd dat er voor 89% secundaire materialen in de verbouwing zijn gebruikt. Dat is een combinatie van hergebruikt materiaal en materialen van secundaire oorsprong, gerecycled dus.”

Welke factoren zijn in de 70% MKI-reductie meegenomen?

“Aan milieu-impact wordt, onder andere, materiaalgebruik gekoppeld. Want: hoe meer primair (nieuw) materiaal er wordt uitgespaard, hoe minder productieprocessen er hoeven plaatsvinden. Bijvoorbeeld: als de frames van bureaustoelen opnieuw worden ingezet, hoeft er minder staal gebruikt te worden, wat in de Hoogovens wordt geproduceerd. De zo uitgespaarde CO2-uitstoot, mag van de milieu-impact van het project worden afgetrokken. Ik noem de CO2-emissies omdat die bij iedereen bekend zijn, maar in de MKI zitten nog veel meer indicatoren. Je hebt ook de uitputting van abiotische grondstoffen, dat zijn mineralen en fossiele brandstoffen die opraken en waarvan de ontginning erg schadelijk is. Er zijn de stikstof-emissies, die leiden tot afname van de biodiversiteit. Er is de verzuring van oceanen, met allerlei milieugevolgen. Er is de toxiciteit voor mensen, voor de ecologie, et cetera. Al die factoren worden bij elkaar opgeteld en zo wordt een schaduwprijs bepaald. Dat zijn de kosten die wij als maatschappij moeten dragen vanwege de veroorzaakte milieueffecten van het project. Het zijn verborgen kosten, zoals schade na overstromingen en falende landbouw.”

“Deze kosten zijn níet dezelfde als de kosten die we moeten maken om milieueffecten teniet te doen. Om, bijvoorbeeld, een kilogram CO2 uit de atmosfeer te halen zijn de kosten helaas nog veel hoger, maar die worden hier niet meegerekend.”

Hoe verhouden de twee scores zich ten opzichte van elkaar?

“We gebruiken circulariteit en MKI als twee glazen van dezelfde bril. Door het ene glas kijken we naar de hernieuwbaarheid van de gebruikte materialen, en door het andere brilglas naar de milieu-impact van die materialen. Hoe we soms heel verschillende uitkomsten krijgen, kan ik illustreren met een voorbeeld. De architecten wilden wol gebruiken voor de bekleding van de zithoeken. Wol is een biobased materiaal en wordt daarom als circulair beschouwd. Een schaap produceert nieuwe wol en de gebruikte wol is biologisch afbreekbaar. Een wollen bekleding lijkt daarom een goede keuze, maar wanneer we vervolgens naar impact kijken, is deze erg hoog, omdat er een internsief landbouwproces aan vastzit (vleesproductie is een bijproduct van wol). Dat is een vrij inefficiënte manier voor het verkrijgen van garen. Het aan elkaar koppelen van circulariteit en impact geeft een goed beeld van de duurzaamheid van producten. In het project hebben we ervoor gekozen om alleen gerecyclede wol te gebruiken.”

Circulaire verbouwing NN Workspace 2020

Worden biobased producten altijd als circulair gezien? En wordt ook al het hout onder die post geschaard?

“We rekenen biobased tot de circulaire categorie omdat het hernieuwbaar is. Biobased materialen maken onderdeel uit van de natuurlijke kringloop waarbij de grondstof zich kan herstellen en het afval weer beschikbaar wordt als grondstof. Maar dat geldt niet automatisch voor hout: bomen worden niet altijd opnieuw aangeplant, daarom hebben we wereldwijd te maken met ontbossing. We kijken daarom bij hout kritisch naar duurzaam bosbeheer, daarop gebaseerd kan hout deels in de categorie primair en deels in secundair materiaal vallen.”

“Hetzelfde geldt voor sommige samengestelde materialen. Een plaat kan bijvoorbeeld voor 40% bestaan uit reststromen van de agrarische industrie en voor 60% uit nieuw materiaal. Dan hebben we het eerste deel bij de 89% circulaire score geschaard en het tweede deel bij de 11% niet-circulair.”

Jullie zijn gedurende het hele bouwproces betrokken gebleven, werkte dat als een spiegel voor de bouwende partijen?

“Het was meer een sturingsmechanisme dan een spiegel. Het liefste hadden we bij elk overleg live laten zien wat de milieu-impact van de voorgestelde plannen was, maar dat is in de hectiek van een bouwproces niet mogelijk en ook echt veel werk. Wel hebben we voor alle belangrijke beslissingen, wanneer het om grote massa’s van een bepaald materiaal ging, tussentijds berekend hoeveel MKI-besparing een bepaalde keuze gaf.”

Heeft jullie betrokkenheid veel invloed gehad op het eindresultaat?

“Jazeker, maar er was een belangrijke wisselwerking: Wij stuurden met onze berekeningen en partijen zoals Fokkema & Partners, Superuse en Gielissen hebben vervolgens veel creativiteit getoond bij het vinden van alternatieve materialen en het bedenken van oplossingen voor hergebruik. Daarna gingen wij de oplossingen opnieuw doorrekenen om zo een goede circulaire onderbouwing te geven.”

“Op deze manier samenwerken was een nieuwe ervaring voor ons. Vaak hebben wij alleen contact met opdrachtgevers, waarbij wij zelf de materialen kiezen op grond van hun eigenschappen. Nu zaten we in een team, samen met de architecten en de aannemers, en werden we gedwongen om ook na te denken over de look-and-feel van materialen.”

Wat was er in het project anders geweest zonder jullie inmenging?

“Dan hadden er meer materialen in het interieur gezeten, die weliswaar een mooi verhaal hebben op het gebied van duurzaamheid, maar niet per se ook een duurzame toepassing zijn. Er zijn door het team allerlei nieuwe materialen voorgesteld die weliswaar circulair of biobased, zijn maar wel op een drager geplaatst moeten worden en dat kost ook energie. Ga je dan naar de EPD’s (Environmental Product Declaration) van die producten kijken, dan is de besparing ten opzichte van conventionele materialen soms heel beperkt, in sommige situaties zelfs hoger dan het gewone product.”

“Dat was heel jammer, want een aantal van die materialen heeft veel potentie voor de toekomst en dat gaf ook dilemma’s. Enerzijds wilden we de MKI zo laag mogelijk houden, maar we wilden natuurlijk ook meer innovatieve producten toepassen en deze leveranciers helpen in hun productievergroting. We hebben daarom voor de Event Space samen met Superuse de criteria uitgebreid door innovatie en het achterliggende verhaal mee te nemen in de beoordeling van de materialen.”

Circulaire verbouwing NN Workspace 2020

Welke percelen scoorden goed en welke percelen waren moeilijker?

“Het meubilair had veel positieve invloed op het eindresultaat, omdat veel van de al aanwezige meubels zijn gerevitaliseerd. Wat extra heeft geholpen, is dat VEPA [FFG] het aandurfde om nieuwe garanties te geven op de levensduur van de bestaande meubels. In onze berekeningen kijken we niet alleen naar de mate van hergebruik, maar ook naar hoelang producten in de toekomst mee zullen gaan en het onderhoud wat daarvoor nodig is. Verder hebben we veel bespaard op binnenwanden. Die scoorden hoog op de R-ladder van hergebruik, omdat de meeste wanden met minimale aanpassingen een tweede leven konden krijgen.”

“Bij de installaties en ook algemeen bouwkundig, konden we minder impact creëren. Dat lag gedeeltelijk aan het type bouwproject, maar ook aan hoe moeilijk het bleek om secundair materiaal te gebruiken bij het aanpassen van leidingwerk of het trekken van internetkabels. Afmetingen kloppen niet meer en er is nog heel weinig aanbod van hergebruikte materialen in dit marktsegment.”

Hoe kan er in de toekomst een nog betere score gehaald worden?

“De vraag is of we ooit iets kunnen gebruiken zonder milieu-impact? In theorie misschien, maar dat is heel ver weg. Alle kringlopen moeten dan worden gesloten en de maatschappij zou volledig op hernieuwbare energie moeten draaien, zonder dat we daar nog mijnbouw voor nodig hebben.”

“Willen we in de huidige omstandigheden de milieu-impact van een volgend project verder verlagen, dan leidt dit tot concessies op het programma van eisen en gezondheid. Het is mogelijk om nog meer te sturen op basis van de beschikbaarheid van materialen, maar dat zou leiden tot een net iets minder passend gebouw. Of we kunnen nog meer hergebruik inzetten, maar we zijn gebonden aan de hoge kwaliteit die Nationale- Nederlanden ambieert voor hun werkomgeving. Ze hebben ingezet op een circulair én een zo gezond mogelijk gebouw.”

Over dit project

Duurzaamheid, cradle-to-cradle, circulariteit, groene interventies, de donuteconomie, geen restafval… Er zijn veel termen en nog meer goede bedoelingen. Maar zeggen dat je iets doet en daadwerkelijk doen, zijn niet hetzelfde. De verbouwing van Haagse Poort en Delftse Poort (twee kantoren van Nationale Nederlanden) onderscheidt zich van andere projecten doordat alles meetbaar en consistent is uitgevoerd. Er is niet alleen gekozen voor hergebruik waar mogelijk, maar er is ook echt verantwoording genomen voor alles wat niet meer toegepast kon worden.

De combinatie van ambities op het gebied van hergebruik, milieu-impact en het toepassen van gezonde materialen, maakte de ontwerp- en bouwopdracht erg complex: veel materialen worden nog niet duurzaam én gezond geproduceerd. Dat reduceert het aanbod en vraagt om een ander proces. Door een intensieve samenwerking binnen het ontwerp- en bouwteam heeft men laten zien dat duurzaamheid en gezondheid samen, en op grote schaal, kunnen worden toegepast.

In het e-book ‘Verbouwing Haagse Poort en Delftse Poort: Niet zeggen maar doen!’ van Nationale Nederlanden is een compilatie te vinden van interviews met toonaangevende partijen die aan dit project hebben meegewerkt. Ze vertellen elk over het proces en wat ze erin ontdekten vanuit hun beroepsperspectief. Bekijk het hele e-book hier (door Marieke van den Heuvel – STUDIO MANN)

Betrokken partijen bij Workspace 2020

Vakgebieden (1)

Medewerkers (1)

Adviseur Jeannette Levels-Vermeer
Jeannette
Levels-Vermeer
Adviseur duurzaamheid, vennoot